Hogere productiviteit leidt naar solide sociale zekerheid

maandag, 22 Juli 2019
Nieuws

Onze sociale zekerheid is een prachtig stelsel dat we moeten koesteren en verzorgen. En dus moeten er genoeg middelen naar toe. Maar daar wringt het schoentje. Alhoewel. Er bestaan wel degelijk oplossingen.

De financiële houdbaarheid van onze sociale zekerheid staat onder druk. En dat heeft zo haar redenen en uitdagingen. Ik overloop er drie en geef een vierde puntje als oplossing. 

Een eerste punt: onze productiviteit slabakt. Dat bewijst een nieuwe studie van de OESO. En dat is vrij problematisch voor de toekomst. België blijft wel nog steeds één van de meest productieve economieën ter wereld en doet het beter dan onze referentielanden Duitsland, Frankrijk en Nederland. Maar de groei verloopt stroef en daar moeten we iets aan doen.

Als de brutolonen onvoldoende stijgen, blijft ook de stijging van de bijdragen aan de sociale zekerheid uit. Hoge productiviteit maakt immers ruimte voor betere lonen, arbeidsduurvermindering en een stevige sociale bescherming. Vooral die betere lonen zijn belangrijk, omdat je daardoor meer sociale bijdragen kunt innen, lees: meer middelen naar onze sociale bescherming kunt laten afvloeien. Dat aspect mogen we niet onderschatten.

Ons land beschikt over een groot aantal hooggekwalificeerde werknemers, en Belgische ondernemingen hebben een sterke technologische positie. De OESO beaamt dat dit twee belangrijke troeven zijn voor een stijgende productiviteit, en ontmijnt de fabel dat het slabakken te wijten zou zijn aan een toename van laaggeschoolde en laagproductieve tewerkstelling (onder meer via dienstencheques). Het aandeel laaggeschoolde jobs is bij ons kleiner dan elders en neemt sneller af.

Vergrijzing

Een tweede punt: de onlangs gepubliceerde vooruitzichten van de Vergrijzingscommissie. Productiviteit is belangrijk voor directe maar ook voor indirecte koopkracht, via sociale transfers. Dat bevestigt ook de commissie. De vergrijzingskost zal de komende 50 jaar 0,5 procent van het bbp hoger uitkomen dan vorig jaar ingeschat. Bij lagere gemiddelde productiviteitsgroei (0,3 in plaats van 0,6% per jaar) komt de stijging echter uit op 2,5 procent van het bbp.

De druk op onze sociale zekerheid wordt daardoor nogmaals groter. Inzetten op productiviteit is dus een must, ook voor de financiële houdbaarheid van onze sociale zekerheid.

Regeringsbeleid

Een derde punt: de vorige regering heeft wel wat boter op het hoofd. Want productiviteitstoename wordt helaas niet omgezet in hogere loonmarges. Met de aanpassingen aan de loonnormwet nam de regering-Michel de loonvorming in een wurggreep. Ze legt de loonmarge nu dermate aan banden dat de lonen geen aansluiting vinden met de (geringe) productiviteitstoename. Een fundamentele herziening van deze wet dringt zich op, opdat werk opnieuw rechtvaardig beloond wordt.

Een fundamentele herziening van de loonnormwet dringt zich op, opdat werk opnieuw rechtvaardig beloond wordtt te meer omdat productiviteitsstijgingen - ook al zijn die bescheiden - enkel bijdragen aan de basisfinanciering van de sociale zekerheid wanneer ze omgezet worden in bruto loonsverhogingen. Op brutolonen worden immers sociale bijdragen betaald. Dat is de tweede reden om de lonen uit de wurggreep van de regering-Michel te halen: als de brutolonen onvoldoende stijgen, blijft ook de stijging van de bijdragen uit.

Als kers op de taart stimuleerde het beleid van de afgelopen jaren de wildgroei aan nieuwe statuten en arbeidsvormen, zonder de normale bijdragen. Daarenboven wordt bedrijven geen strobreed in de weg gelegd om loon te vervangen door voordelen die aan de normale bijdragen ontsnappen, tot en met de omzetting van bestaande loonvoordelen. Dit alles ondergraaft de inkomsten van de sociale zekerheid. Voeg daar de taxshift van de regering-Michel aan toe, met de verlaging van de werkgeversbijdragen van 32 naar 25 procent, en de sociale zekerheid schiet er opnieuw zo’n 5,8 miljard euro bij in.

Investeren

Een vierde, en laatste punt: de sleutel ligt in investeringen. Elke productiviteitsstrategie moet ondersteund worden door een investeringsstrategie. ‘Investeren, investeren, investeren’ zou het mantra moeten worden van de nieuwe regering. Een forse inhaalbeweging op het vlak van overheidsinvesteringen is nodig omdat het vaak de motor is voor groei en innovatie in de privé. Maar ook, en vooral, zijn investeringen door de bedrijven zelf nodig: in onderzoek en ontwikkeling én in ‘menselijk kapitaal’.

Een forse inhaalbeweging op het vlak van overheidsinvesteringen is nodig omdat het vaak de motor is voor groei en innovatie in de privé. Hier knelt het schoentje. De OESO geeft ons volmondig gelijk in de aanbeveling om zo snel mogelijk het aantal opleidingsdagen op te trekken van de wettelijke twee naar vijf dagen per jaar per individuele werknemer (en niet gemiddeld), want hierin hinken we hopeloos achterop. De opleidingsparticipatie van laaggeschoolden behoort tot de allerlaagste binnen de OESO, lager dan in Polen of Turkije.

Beurskoersen

Vandaag worden al te veel bedrijfswinsten uitgekeerd aan aandeelhouders, of aangewend om aandelen op te kopen om de beurskoersen op te krikken. Dat moet anders. De Amerikaanse econoom Mariana Mazzucato bewees dat uitvoerig in haar magistrale boek ‘De waarde van alles’. Zulke middelen kunnen immers geen tweede keer gespendeerd worden aan zinvolle investeringen. Dat moet vermeden worden, want dat is nefast voor onze samenleving.

Vandaag worden al te veel bedrijfswinsten uitgekeerd aan aandeelhouders, of aangewend om aandelen op te kopen om de beurskoersen op te krikken. Dat moet anders

De slabakkende Belgische productiviteitsgroei kan een duw in de rug krijgen door stevige investeringen, door de overheid maar zeker ook door bedrijven. Bedrijven hebben een maatschappelijke verantwoordelijkheid om een deel van de beschikbare middelen in te zetten voor duurzame investeringen, in personeel, onderzoek en innovatie, om arbeid billijk (bruto!) te belonen en zo eerlijk bij te dragen aan het sociaal systeem. Dit leidt tot betere lonen, maakt de weg vrij voor écht werkbaar werk en garandeert de financiering van de sociale zekerheid voor de komende decennia. En daar worden we met z’n allen beter van.

Miranda Ulens

Verscheen eerder op  De Tijd