Brief 1 - Laat ons eerlijk blijven, hé.

vrijdag, 05 April 2019
Nieuws

Waarde kameraden,

Laat ons beginnen bij het begin. Het leven, ja, dat wordt duurder. Vraag maar eens rond. Het wordt voor heel wat mensen hoe langer hoe moeilijker de eindjes aan elkaar te knopen. Dat heeft verschillende redenen, waar we hier niet op in gaan (lees onze socio-economische barometer maar eens). Maar dit hoeft niet zo te zijn. Dat kan echt wel anders.

Werk is altijd al een zeer belangrijke hefboom gebleken tegen armoede. Maar wat als je werkt en je de gestegen levensduurte niet kan volgen? Dan sta je daar op het einde van de dag: uitgeput van een dag werken, de kinderen van school gehaald en ondertussen ben je in je hoofd of in de portemonnee aan het tellen. De elektriciteitsfactuur, huur, internet, een schooluitstap voor de kleinste, gezond eten, waterrekening, noem maar op. Dat zou anders moeten.

Wanneer je werkt, creëer je toegevoegde waarde. Daarom krijg je dus een loon. De laatste jaren echter zien we dat de lonen de gestegen levensstandaard niet langer volgt. Voor het ABVV is het dus o zo belangrijk dat werknemers opnieuw hun rechtmatige aandeel verwerven voor de toegevoegde waarde die zij bijbrengen. Logisch en rechtvaardig. De “voor wat, hoort wat”-boutade mag gerust ook eens in de omgekeerde richting werken.

1. Heerlijk eerlijk

Hoe doen we dat? Wel, laat ons even terugkeren naar de zomer 1996. The summer of ‘96. Frédérik Deburghgraeve won Olympisch goud op de 100 meter schoolslag in de VS. Dolly het schaap, het eerste gekloonde zoogdier ter wereld, werd geboren. In die weken werd er toen in ons federaal parlement een wet gestemd die een impact zou hebben op hoe vakbonden en werkgeversorganisaties voortaan zouden onderhandelen.

Met deze wet van 1996 (voluit: de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen – een hele boterham) zorgde de regering-Dehaene II ervoor dat werkgeversorganisaties in samenspraak met de vakbonden elke twee jaar een maximale loonsverhoging kunnen afspreken.

Doel van de wet was om de Belgische economie “voldoende aantrekkelijk” te houden door te vermijden dat de loonkosten in België sneller stijgen dan in de omliggende landen. De regering, onder leiding van Charles Michel, dacht daar extra liberaal over en paste de loonwet van ’96 aan met als gevolg dat de loononderhandelingen een nog beperktere loonmarge zullen opleveren.

Maar tijdens een economische hoogconjunctuur – wanneer het dus goed loopt - moeten loononderhandelingen hier toch op kunnen inspelen. Het is toch maar normaal dat werknemers mee mogen profiteren van een economische groei? Zij moeten een welvaartstoename in gelijke mate kunnen verzilveren. Wat is er verkeerd aan die vraag?

Voor het ABVV is het overduidelijk: hervorm die rigide loonnormwet en herstel de vrije loononderhandelingen. De wet op de loonvorming (wet van ‘96) moet dus grondig worden bijgestuurd zodat onze lonen opnieuw aansluiten bij de toename van de productiviteit. Het resultaat dat daaruit voortvloeit, komt enerzijds bovenop de aanpassing van onze lonen aan de levensduurte (indexering) én anderzijds boven op de baremieke loonsverhogingen. Zo krijgt iedereen zijn eerlijk deel van de koek. En daar worden we allemaal beter van. Zelfs de economie, want een sterke koopkracht zorgt voor meer consumptie en verbruik.

2. Aardig waardig

Want goed leven begint met een stevig loon. Als je een blik werpt op het wettelijk minimumloon van slechts 9,84 euro bruto per uur, dan weet je dat dit gewoon onrechtvaardig is. Dat komt voor een voltijds werkende alleenstaande neer op zo’n 1.366 euro netto per maand. 1.366 euro netto!

Het spreekt voor zich dat zo’n inkomen onvoldoende is om te voorzien in levensonderhoud (woonst, energie, vervoer, medische kosten, voeding, ontspanning …). Daarom dat het ABVV een hoger minimumloon wil van minimaal 14 euro per uur of 2.300 euro bruto per maand. Iedereen moeten kunnen rondkomen.

Dit heeft een pak voordelen. 1) De laagste lonen optrekken is noodzakelijk om de levensstandaard van kwetsbare gezinnen op te krikken. Dit helpt de sociale ongelijkheid weg te werken. 2) Het zorgt voor meer afdrachten in de sociale zekerheid, een betere sociale bescherming en 3) voor meer middelen om te investeren in de openbare diensten.

En, last but not least, 4) door de laagste lonen te verhogen, vermindert de loonongelijkheid en dragen we bij tot meer gelijkheid tussen mannen en vrouwen. Er werken immers meer vrouwen in sectoren waar de lonen lager liggen: schoonmaak, thuishulp, verkoop, horeca, callcenters…

Er is voldoende marge om dit te doen, maar we weten ook dat dit niet op 1 - 2 - 3 kan en zal gebeuren. Het wordt een werk van langere adem. Herverdeling is echter de kern van elke oplossing nu de inkomensongelijkheid tot een ondraaglijk niveau is gestegen. Een eeuw geleden werd eveneens moord en brand geschreeuwd over de invoering van de vijfdagenweek, betaalde vakantie, pensioenen en sociale zekerheid. Het resultaat was uiteindelijk meer welvaart en een eerlijkere verdeling van de rijkdom. Check in deze de fraaie campagne ‘Fight for €14’ (www.fightfor14.be).

3. Tegelijk gelijk

Voor ons is dit een verhaal over ongelijkheid. Ongelijkheid is een lelijk beest. We doen er alles aan om dit te bestrijden. Het uit zich op zo veel verschillende vlakken. Als vakbond maken we er een strijdpunt van om ongelijkheid op alle mogelijke vlakken uit te roeien. Ongelijkheid op vlak van geslacht is er zo eentje. En dat kan heel concreet aangepakt worden.

Kijk maar naar wat ze in IJsland gedaan hebben. Sinds 1 januari 2018 is het in IJsland wettelijk verplicht om mannen en vrouwen in dezelfde functie evenveel te betalen. Net als bij ons trouwens, zie de wet van 22/4/2012 ter bestrijding van de loonkloof. Maar in IJsland moeten werkgevers aantonen dat ze mannen en vrouwen gelijk betalen. Als dat niet het geval is, worden de bedrijven beboet. Het Scandinavische land is daarmee het eerste ter wereld dat dit principe wettelijk verankert. Volgt België hun voorbeeld? Een betere wet voor loongelijkheid m/v, een goed idee!

Een andere, superbelangrijke vorm van ongelijkheid die we alsmaar vaker tegenkomen, is die wanneer bepaalde werknemers hetzelfde werk doen voor minder loon. Dat kan gewoon niet. We hebben het hier over het fenomeen van sociale dumping dat zowat overal in Europa als een etterende wonde opduikt. Een werkgever kan zijn werknemer uitsturen naar een andere lidstaat om daar voor zijn rekening te gaan werken.

Zo kan bijvoorbeeld een Roemeense aannemer van dakwerken tijdelijk zijn werknemers en zichzelf detacheren naar België. Maar voor hetzelfde geld laten Belgische transporteurs via postbusbedrijven of andere fraudeleuze mechanismen, Oost-Europese chauffeurs hier rijden waardoor ze onze Belgische loon-en arbeidsvoorwaarden niet moeten naleven.

Wij zeggen: gelijk loon voor gelijk werk. Deze oneerlijke concurrentie brengt jobs, lonen en veiligheid van alle werknemers in gevaar. Op deze manier worden Belgische werknemers opzij gezet en buitenlandse werknemers uitgebuit. De inspectiediensten moeten versterkt worden en kordate, concrete maatregelen dienen zich aan. Dat laatste zou wettelijk verankerd moeten zijn. Een wet tegen sociale dumping, meer dan nodig!

Een derde, vaak onderbelichte vorm om ongelijkheid te lijf te gaan zijn sterke openbare diensten. Sterke openbare diensten zijn cruciaal voor ons allemaal en de beste garantie op gelijke en betaalbare dienstverlening. Het gaat om stipt rijdende treinen, leerkrachten, politieagenten en buschauffeurs die hun job in de beste omstandigheden kunnen doen, voldoende kinderopvang ook en goed werkende en kwalitatieve ziekenhuizen en verzorgingsinstellingen… Geef je dit alles uit handen, dan kan je ervan op aan dat de inherente ongelijkheid in onze samenleving met de dag toeneemt.

Een vierde ongelijkheid die we liefst van al zien verdwijnen is het, vaak immense, verschil tussen de hoogste en laagste lonen. Dit loopt de spuigaten uit. Kennis is macht, luidt de uitspraak. Wel, als je in een bedrijf al zou weten hoe hoog die loonspanning is, dan geeft je dat als vakbondsafgevaardigde een belangrijk voordeel tijdens de onderhandelingen. Bedrijven moeten voor ons de loonspanning meedelen. Zo vertrekken we ietsje eerlijker en gelijker vanuit de startblokken op vlak van sectorale (loon)onderhandelingen.

4. Redelijk evenredig

Meer koopkracht en minder ongelijkheid is goed. Maar het is dan wel opletten geblazen dat de prijzen niet de pan uit swingen. Daarom is het o zo belangrijk dat de index niet mag gemanipuleerd worden. Dat niet alleen, er moet bovendien een échte prijzencontrole komen.

Want niet alleen de brandstofprijzen zijn van 2017-2018 fors gestegen, maar bijvoorbeeld ook gas (+17%), elektriciteit (+10%), tandverzorging (+8%), en dagelijkse producten zoals aardappelen (+11%).

Maar het zijn net de lagere en middeninkomens die verhoudingsgewijs een groter gedeelte van hun beschikbaar inkomen aan deze producten besteden. De indexering van lonen en uitkeringen compenseert dan wel de gestegen uitgaven van het gemiddelde gezin, maar niet in verhouding de uitgaven van de lagere inkomens. En brandstofprijzen tellen niet mee, want niet opgenomen in de gezondheidsindex.

De koopkrachtdiscussie ontaardt vaak in een spelletje welles-nietes en dit heeft uiteraard een ideologische grond. Werkgevers en regering kiezen de cijfers die hen het best uitkomen. Het probleem met veel studies over koopkrachtevoluties is dubbel: het gaat vaak over gemiddelden zodat een stijging van topinkomens een vertekend beeld oplevert. En men gooit vaak verschillende vormen van inkomen op één hoopje.

Het merendeel van de bevolking haalt enkel inkomen uit werk. Als je daar echter de inkomsten uit vermogen van de hogere inkomens bij gooit dan verandert het globale plaatje, maar voor de Belg die enkel zijn inkomen uit arbeid haalt, verandert dat niets natuurlijk.

Wat moet er dus gebeuren? De lonen moeten omhoog.De laagste lonen en het minimumloon moeten extra omhoog. De index mag niet gemanipuleerd worden en er moet een echte prijzencontrole komen. De btw op basisproducten moet omlaag, zoals die op elektriciteit terug naar 6 procent moet. 

Politici en werkgevers weten wat we verwachten. Aan hen om met ons in overleg te gaan.