Loonnormwet verplettert onze lonen. Waarom moet ze veranderen?

donderdag, 09 September 2021
Nieuws

1. ZE IS NIET AANGEPAST AAN DE HUIDIGE SOCIAALECONOMISCHE REALITEIT

  • Veel sectoren hebben zich hersteld van de coronacrisis en hebben zelfs enorme winsten gemaakt. De economie zal eind dit jaar op hetzelfde niveau draaien als voor de crisis. Ondernemers voorzien een toename van de werkgelegenheid in 2021 (bron: Economic Risk Management Group). De Nationale Bank voorziet een economische groei van 5,5% in 2021.
  • In 2020 bedroeg de winst van sommige bedrijven meer dan een miljard euro. Sommigen hebben zelfs hoge dividenden uitgekeerd, terwijl ze de lonen matigen. Een maximale verhoging van 0,4% voor alle lonen is dus niet serieus.

 

2. ZE ZORGT VOOR ONGELIJKE VERDELING VAN ONZE WELVAART

  • De opbrengst die uit onze productie voorkomt wordt verdeeld tussen arbeid en kapitaal. Tussen lonen en winsten. Het deel dat naar de lonen gaat, daalt al geruime tijd. Van 62,2% in 2000 is het aandeel van de lonen gedaald naar 59% in 2018. Het gaat om 15,5 miljard minder dat wordt toegekend aan de lonen (bron: Europese Commissie).
  • Tussen 1996 en 2017 stegen de lonen en sociale premies in ons land met 98%, het bedrijfsinkomen met 151% en de winsten die de ondernemingen aan hun aandeelhouders uitkeerden (de dividenden) met 216%: een onevenwicht dat de wet in stand houdt.

 

3. DE VERGELIJKING MET ONZE BUURLANDEN IS NIET OBJECTIEF

De loonnormwet wordt verondersteld er voor te zorgen dat de Belgische lonen niet sneller groeien dan die in onze 3 buurlanden om het concurrentievermogen van de bedrijven te verzekeren en investeerders aan te trekken. Deze vergelijking loopt echter mank.

  • De productiviteit van een Belgische werknemer is hoger dan die in de buurlanden: 11% hoger dan die van een Franse werknemer, 13% hoger dan die van een Nederlandse werknemer en 18% hoger dan die van een Duitse werknemer (Bron: Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling). Wanneer rekening wordt gehouden met dat productiviteitsverschil is België niet duurder.
  • De Belgische uurloonkosten zijn met 4% minder snel gestegen dan in de drie buurlanden, wanneer je alle verminderingen op de werkgeversbijdragen en loonsubsidies in aanmerking neemt (Bron: Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, technisch rapport 2021). Ook hier wordt geen rekening met gehouden.

 

4. DE SOCIALE PARTNERS HEBBEN GEEN VERPLICHTE NORM NODIG

  • Zolang de norm een niet-bindend voorstel was, hebben de sociale onderhandelaars altijd verantwoord onderhandeld, zowel op interprofessioneel als sectoraal niveau. Dit was aanvankelijk het idee achter de wet van 1996.
  • Eind 2018 bedroeg de stijging van de effectieve arbeidskosten 54% sinds 1996, ruim onder de stijging die was toegestaan door de interprofessionele akkoorden en de inflatieprognoses (61%). Het was daarom contraproductief om deze norm verplicht te maken.

 

5. ZE BLIJFT EEN DWANGBUIS VOOR DE LONEN

  • Veel corrigerende factoren en een veiligheidsmarge beïnvloeden de berekening van de ‘beschikbare’ loonmarge en halen deze kunstmatig omlaag.
  • Door het verplichte karakter van de norm kunnen de sectoren, afhankelijk van hun economische realiteit, niet meer onderhandelen over een mogelijke loonsverhoging die afwijkt van de interprofessionele norm.
  • Het gevolg hiervan is dat de marges, exclusief indexatie, systematisch lager zullen zijn dan de productiviteitsstijgingen.

 

6. ZE HEEFT AVERECHTSE EFFECTEN

  • De koopkracht van de Belgen wordt aangetast, waardoor de binnenlandse consumptie daalt en het economisch herstel moeizamer zal verlopen.
  • De loonvorming wordt steeds minder solidair. De laagste salarissen worden het meest getroffen door de lage interprofessionele marge.
  • Vaak worden andere vormen van vergoedingen toegekend om het verbod op normoverschrijding te compenseren (bedrijfswagens, maaltijdcheques, enz.). Deze vormen van indirect loon zijn nagenoeg belastingvrij en dragen niet bij aan de financiering van onze sociale zekerheid.
  • De sociale partners komen stelselmatig vast te zitten in een conflictmodel. Overheden zullen op hun beurt altijd met dit conflict te maken krijgen. De loonnormwet veroorzaakt zo een terugkerend politiek probleem.

 

WAT EIST HET ABVV?

Een hervorming van de wet, zodat:

  • de sociale partners op interprofessioneel en sectoraal niveau opnieuw vrijer kunnen onderhandelen;
  • de marge indicatief (dus niet-verplicht) wordt voor de verhoging van de lonen;
  • er rekening wordt gehouden met alle loonsubsidies en kortingen van de bijdragen die de werkgevers toegekend zijn (ook als gevolg van de tax shift) voor een eerlijkere vergelijking met de lonen in de buurlanden;
  • er gegarandeerd kan worden dat de verhoging van het minimumloon geen invloed zal hebben op de marge die beschikbaar is voor de overige lonen onder een interprofessioneel akkoord;
  • de aandacht niet alleen wordt gevestigd op de loonevolutie maar ook op de inspanningen van de werkgevers inzake investeringen in opleidingen en in onderzoek en ontwikkeling.