Sociaal-economische barometer: verbeterpunten van onze samenleving
maandag, 25 september 2017
Minister van Werk Kris Peeters pakt binnenkort uit met een wetsontwerp over werkbaar en wendbaar werk. De plannen zijn bekend en laten er geen twijfel over bestaan: de regering wil werknemers soepeler, langer en meer laten werken op maat van het bedrijf. Terwijl net het omgekeerde vereist is vanuit menselijk, maatschappelijk én sociaaleconomisch oogpunt.
In een opiniestuk op deredactie.be maakt ABVV-voorzitter Rudy De Leeuw duidelijk wat het plan-Peeters inhoudt:
In de marge van de begrotingscontrole keurde de regering een plan goed om het werk meer werkbaar en wendbaar te maken. Minister Peeters (CD&V) stuurde de krachtlijnen van dit plan naar de sociale gesprekspartners. De maatregelen staan vooral in het teken van flexibeler en langer werken.
Neen, beste regering-Michel, we doen niet aan desinformatie. We hebben het plan - zoals jullie het ons bezorgden - grondig geanalyseerd. Het gaat heus niet alleen om wat schuiven met uren, wat op zich al problematisch is voor veel werknemers en hun gezinnen. Het gaat wel degelijk om langer werken en het einde van de 38-urenweek. Alleen al het extra pakket overuren kan de werkweek verlengen van 38 tot 40 uren en zelfs tot 45,8 uren.
En neen, het zijn niet de werknemers die zelf kunnen beslissen wanneer ze zullen overwerken. Wie dat beweert heeft nog nooit op de werkvloer gestaan.
Het is niet verwonderlijk dat deze regering met dit soort voorstellen uitpakt en dus niet alleen de loopbaan verlengt tot 67 jaar, maar nu ook de werkweek van 38 uren op de schroothoop gooit. Conservatieven hebben van oudsher pogingen ondernomen om de werkweek te verlengen. De achturendag was nog maar net gestemd op 14 juni 1921 of de liberalen en de katholieken waren er als de kippen bij met voorstellen om die sociale verworvenheid uit te hollen. De liberaal Devèze diende direct een wetsvoorstel in om 100 overuren op jaarbasis toe te laten...
De regering-Michel is trouwens niet aan haar proefstuk toe: ze maakte overuren al veel goedkoper door ze minder te belasten. En ze stimuleert overwerk en bijklussen via de flexi-jobs, voorlopig beperkt tot de horeca.
Niettemin voelen we ons bedrogen. De vakbonden zijn er steeds van uitgegaan dat de regeringsbeslissing om de pensioenleeftijd op te trekken tot 67 jaar wat zou gemilderd worden door een beleid om werk werkbaar te maken. Zo had Peeters zijn ‘Ronde Tafel Werkbaar Werk’ met veel bombarie aangekondigd. Maar het werd al snel een verhaal van werkbaar en wendbaar werk, en uiteindelijk van wendbaar werk alleen.
Het doet ons denken aan de taxshift die er kwam om het besparingsbeleid op kap van de werknemers wat te verzachten... Terwijl die taxshift vooral neerkomt op een verlaging van werkgeversbijdragen en een verhoging van de belastingen op consumptie en besparingen in de sociale zekerheid.
En er is eigenlijk veel meer aan de hand. Want één van de rode draden in dit plan-Peeters is dat de inspraak van werknemers via hun vakbonden aan de kant wordt geschoven.
Vandaag is al een grote portie flexibiliteit mogelijk - ongeveer anderhalf miljoen werknemers werken reeds in een regime van arbeidstijdflexibiliteit - maar dan steeds in het kader van collectieve akkoorden (cao's) waardoor afspraken gemaakt worden over de noodzaak ervan, het tijdstip waarop, en de nodige compensaties. Het plan-Peeters zet dit in grote mate opzij, waardoor de werknemer vaak alleen zal komen te staan tegenover zijn werkgever.
Het is maar de vraag wie hierbij wint, zeker op langere termijn. Vergelijk het met de discussie over de loonkost. De economie en onze welvaart hebben meer te winnen bij een strategie gericht op investeringen in innovatie en opleidingen, dan in een strategie eenzijdig gericht op loonkostverlaging. Net zoals we met zijn allen meer te winnen hebben bij een innovatieve arbeidsorganisatie die inzet op benutten van talenten en op waardig werk, dan bij een voorbijgestreefde arbeidsorganisatie gericht op almaar flexibeler en langer werken. Daarom is het plan-Peeters te veel een plan met de rug naar de toekomst.
Een plan over arbeidsorganisatie dat zich richt op de toekomst is een plan dat inzet op anders werken, maar ook op een betere arbeidsherverdeling. De huidige verdeling zit scheef: een groep die vaak te veel moet werken met veel burn-outs (een stijging met bijna 70% op vijf jaar tijd), en veel langdurig zieken (een stijging met 35% op vijf jaar tijd) als gevolg én een groep die te weinig of zelfs geen werk heeft. De arbeidsduur verminderen maakt het mogelijk om met meer mensen minder te werken en meer te leven.
Zeker nu de digitalisering en robotisering steeds ingrijpender zijn, en deze evoluties de productiviteit verhogen, moet arbeidsduurvermindering opnieuw haar rechtmatige plaats krijgen binnen het arbeidsmarktbeleid en het sociaal overleg. We moeten immers voldoende perspectief geven aan de kortgeschoolden die omwille van deze evoluties hun job dreigen te verliezen.Voor ons is dit een sterker verhaal dan het modieuze basisinkomen. Want werk is de belangrijkste basis van inkomen en nog veel meer.
Tot slot. De vakbonden wachten nog steeds op een ernstig signaal voor overleg met de regering en vooral met de werkgevers. Niet om akte te nemen van regeringsbeslissingen en die slaafs uit te voeren, maar wel ernstig overleg over de voorwaarden, uitwerking en alternatieven.