Gelijke sociale pensioenbescherming? Ja, op basis van eerlijk debat

dinsdag, 04 September 2018
Nieuws

Wij zijn vragende partij voor een dringende verbetering van het wettelijke pensioen. Een verbetering die gelijk op gaat. We pleiten voor een verhoging van het minimumpensioen voor werknemers én zelfstandigen naar 1.500 euro, met correcte financiering. Maar terwijl de regering voortdurend bespaart op het werknemerspensioen, vindt ze wel middelen om het zelfstandigenpensioen te verbeteren. Dat moet veranderen.

Danny Van Assche, gedelegeerd bestuurder van UNIZO, roept op om een ’Dag voor Gelijk Pensioen’ in te roepen. Volgens UNIZO-berekeningen bouwt een zelfstandige vanaf 30 augustus geen pensioenrechten meer op. Voor de berekening van het zelfstandigenpensioen wordt immers een correctie-coëfficiënt toegepast op hun aangegeven inkomsten. Dit zorgt voor een lager pensioen.

De discussie over sociale bescherming van zelfstandigen en vooral het verschil met werknemers doet de gemoederen vaak hoog oplaaien. Het is geen evidente discussie, vooral omdat de bijdragen voor sociale bescherming van werknemers aan de bron worden ingehouden en werknemers dus nooit over hun brutoloon beschikken. Zelfstandigen krijgen hun bruto-beroepsinkomsten in handen en moeten daarvan een stuk afgeven. Dit maakt het veel tastbaarder.

Laat ons duidelijk zijn, wij verzetten ons absoluut niet tegen een gelijke sociale pensioenbescherming voor zelfstandigen. Maar de discussie moet wel eerlijk en globaal gevoerd worden. Verschillen in reglementering hebben altijd een oorsprong en verklaring.

Eerste verklaring: minder bijdragen

Ten eerste is er de historische verklaring. De sociale bescherming van werknemers uit de privésector wordt grotendeels gefinancierd door sociale bijdragen op het loon. Deze liggen hoger dan de sociale bijdragen die zelfstandigen betalen. Proportioneel leveren minder bijdragen of premies aan een verzekering ook een meer beperkte bescherming op. Dat is logisch.

Tweede verklaring: meer overheidstegemoetkoming

Ten tweede: het rechtvaardigheidsprincipe. De sociale zekerheid wordt deels gefinancierd door sociale bijdragen en deels door een overheidstussenkomst. Dat is zowel bij werknemers als zelfstandigen het geval. Enkel de verhouding is heel erg verschillend.

Dit werd nog benadrukt in het rapport van de pensioenexperten: “Met meer dan 40 procent ligt het aandeel van de overheidstegemoetkoming in het stelsel immers tien procentpunten hoger dan in het stelsel van de werknemers.” Bovendien werd de volledige gelijkschakeling van de sociale bescherming in de gezondheidszorg (met de integratie van de kleine risico’s), de kinderbijslag voor het eerste kind, en in de minimumpensioenen zo goed als volledig ten laste van de overheid gelegd.

Een gelijke sociale bescherming veronderstelt ook een gelijke financiering. Dat heet rechtvaardigheid. En nog, aldus het expertenrapport: “Om alleen het overheidsaandeel in het stelsel van de zelfstandigen op hetzelfde niveau te brengen als in het werknemersstelsel, is een bijkomende inspanning vanuit het zelfstandigenstelsel nodig van ongeveer 645 miljoen euro (cijfers 2012).” Afgezet tegen de huidige 4,4 miljard ontvangsten uit sociale bijdragen zou dit een verhoging met 14,5 procent betekenen.

Derde verklaring: meer inkomsten, minder bijdragen

Ten derde mag het solidariteitsprincipe niet uit het oog verloren worden. Sociale bijdragen in het zelfstandigenstelsel zijn zeer asociaal geregeld. De sociale bijdragen zijn degressief en geplafonneerd. Hoe meer inkomsten je als zelfstandige genereert, hoe minder je bijdraagt aan het stelsel.

Zelfstandigen dragen op de inkomsten boven 86.231 euro zelfs helemaal niet meer bij aan de solidariteit en dat terwijl de kleine zelfstandigen meer dan 20 procent van hun inkomen bijdragen. Werknemers dragen proportioneel bij op hun volledig loon.

Vierde verklaring: ongelijke bescherming

Ten vierde en tenslotte hebben we het nog over het gelijkheidsprincipe of een gelijke sociale bescherming. Het is hoog tijd dat, zeker in het licht van bovenstaande elementen, het inkomen gelijkgeschakeld wordt dat in aanmerking genomen wordt voor de pensioenberekening. Het plafond voor werknemer is beperkt tot 55.657 euro bruto per jaar, terwijl dit voor zelfstandigen 58.514 bedraagt. Terwijl een werknemer dus, in tegenstelling tot een zelfstandige, evenredig en zonder plafond bijdraagt, wordt het inkomen dat meetelt op een lager niveau afgetopt. Dit ondermijnt het verzekeringsprincipe en is niet te verantwoorden.

Met deze vier punten plaatsen we de nodige kanttekeningen bij de eis van de zelfstandigenorganisaties. In deze tijden waarin ons sociaal stelsel wordt afgebroken, pleiten wij voor het handhaven van bovenstaande principes. Historisch inzicht, rechtvaardigheid, eerlijkheid en gelijkheid zijn nooit slechte raadgevers voor een doordacht beleid.

 

Miranda Ulens

algemeen secretaris ABVV

 

Deze opinie is eerder gepubliceerd op de VRT-nieuwssite